Evenals vroeger overlijden er jaarlijks – vaak heel onverwacht – mensen. Ook binnen de gemeente Ten Boer. Eeuwenlang werden de overledenen in het dorp Ten Boer en omstreken door de ‘noaberschap’ begraven. Eerst in en rondom de kerk. Later op de begraafplaats buiten het dorp. Inmiddels raakt deze vol en is er een nieuw begraafpark gekomen.
Sinds 1910 – heeft een aantal inwoners uit onze gemeente de vroegere ‘noabersplichten’ op zich genomen. Hiervoor is de ‘Uitvaartvereniging Ten Boer’ opgericht.
Mensen in armoede verdienen ook een menswaardige uitvaart.
“Mensen in armoede besparen nog liever op hun eten dan hun kinderen of omgeving te belasten met schulden voor een begrafenis”.
Noaberschap.
Vanaf de 17de eeuw vormden gilden ook buurtverenigingen, bedoeld om sociale zorg te organiseren en te versterken. Ook wel buurten of kluften genoemd. De plicht elkaar als buren bij te staan, met name bij ziekte, bevalling of sterfte, werd in stad en provincie altijd gevoeld. Zij traden op bij de genoemde familiegebeurtenissen, maar ook bij brand en nachtwacht.
bron: nieuwe Groninger encyclopedie.
[…] hoe dat, wanneer jemant
in haar Nabuirschap comt te sterven,
verplight zijn het doode lighaam ter be-
graffenisse te brengen, waar toe uit ijder
huisgesin een Mans persoon werdt vereijscht,
en in cas van absentie een schellingh an de
Nabuiren moet werden gegeven, soo wel van
de beneden als boven wooninge, […]
bron: Groninger Archief, tekst uit 1718.
Dodenbussen
In de zeventiende en achttiende eeuw ontstonden de eerste voorlopers van de uitvaartverzekering. Begrafenissen kostten veel geld en niet iedereen kon dit betalen. Daarom begonnen gildebroeders of dorpsgenoten uitvaarten te verzorgen met behulp van ‘dodenbussen’. Dit waren speciale fondsen om de kosten van begrafenissen mee op te vangen.
De een noemt het burenhulp, de ander noaberschap en een derde noemt het burenplicht, maar wat de term ook is, over de inhoud zijn de meesten het wel eens: het verschijnsel dat iemand uit je directe leefomgeving je bijstaat of helpt wanneer je dat nodig hebt. De term noaberschap komt uit de Drentse en Achterhoekse grensstreken, maar is overal in Nederland bekend. Vooral sinds de politiek begon te spreken over de participatiesamenleving, is het ‘omzien naar en zorgen voor elkaar’ een onderwerp geworden waar velen zich mee bezig houden. Hoe was dat in vroeger tijden? Hoe werd noaberschap in Groningen vormgegeven en zijn er typisch Groningse aspecten aan de burenplicht?
Noaberschap in Groningen is al heel oud. “Het idee dat je er voor elkaar bent, hoort misschien wel bij je opvoeding,” zegt Dineke van der Veen (1946). “Vroeger werd alles veel meer onderling geregeld. Als er iemand kwam te overlijden, dan regelden de buren het afleggen, het aanzeggen en het dragen. Nu is er een begrafenisvereniging,” legt een ander uit. “Dat de buren hielpen met dragen, gebeurde tot in de negentiende eeuw. Toen waren er rijkere mensen die iemand inhuurden om dat werk te doen, en zo ontstonden de begrafenisverenigingen. Tegenwoordig zie je dat soort noaberschap niet meer bij sterfgevallen, want dat wordt allemaal al geregeld.” Een ander haakt in: “Maar toen we in 1979 die sneeuwwinter hadden, overleed er ook iemand. Ik herinner me dat een aantal dorpsgenoten te voet naar Zuidhorn is gegaan om daar een kist op te halen.”
bron: de verhalen van Groningen.
In vroeger jaren was het in de provincie Groningen een algemeen gebruik, om. wanneer iemand was gestorven, zijn lijk af te leggen, d.i. te ontkleden, te reinigen en vervolgens, in een hemd gewikkeld, op stro, te leggen.
Zodra de lijkkist gereed was, werden de buurvrouwen (noaberwieven) uitgenodigd om het henne of doodkleed (lijkwade) te komen maken. Was de overledene een vrouw, dan werd ze door de vrouwen in de kist gelegd. Bij een man werden daartoe de mannelijke buren, in den regel ten getalle van zes, geroepen.
bron: Johs. Onnekes, Ulrum 1884.
Een of twee der buren werden met het rondzeggen belast.
Het rondzeggen geschiedde naar aloude zede. Gewapend met een dikken stok ging de “leiaanzegger” op pad. Waar hij zijn moest sloeg hij drie maal op de voordeur en wachtte af totdat er iemand kwam.
Bij de teraardebestelling was de geheele naberschap tegenwoordig. De dorpsgemeenschap speelde hier weer de hoofdrol en alles was nauwkeurig geregeld. De begrafenis heeft plaats op het bij “kluftorde” vastgesteld uur. Dan verzamelen de nabers zich in het sterfhuis, waar ze op koffie en sterken drank onthaald worden.
Op de graafplaats gekomen, gaat de stoet langs de breede paden (liekpoaden, lijkpaden), die om en over de begraafplaats lopen.
bron: E.J.Huizenga-Onnekes, Ten Boer 1939.
Begrafenismaal.
Aantal inwoners van het dorp Ten Boer in de periode 1840 -1890.
1840 woonde er 279 mensen, 1860 waren dit er 297 en in 1890 382 inwoners binnen de kom. In 1890 woonde daarbuiten 159 mensen. bron: Witkamp’s aardrijkskundige handboek.
Lidmaat Ten Boer 1719-1811.
Lidmatenboeken zijn de registers waarin de verschillende geloofsgenootschappen opschreven wie lid was van hun genootschap. Het opmaken van de registers begon al aan het einde van de 16e eeuw toen kerkelijke overheden steeds meer eisen gingen stellen aan hun administratie.
In deze periode zijn er 41 mensen overleden (obiit). Kinderen stonden niet vermeld in deze boeken, maar de kindersterfte was hoog in die tijd.
De eerste die ik gevonden heb is;
Grietje Hoving J.D ( jonge dame? ) zij is overleden op 26 maart 1739. En de laatste was Geessien Jans in 1800.
Epidemieën in de geschiedenis van Groningen.
In de jaren 1848-1849, cholera, 1% van de bevolking kwam te overlijden. De cholera kwam in 1853-1866 weer terug afgewisseld met tyfus.
Pokken in de jaren 1870-1873, 75% van de kinderen kwamen daarmee in aanraking. In 1885 kwam de cholera weer terug.
Meningitis / tuberculose in de jaren 1887-1910 en de Spaanse griep in de jaren 1918-1920.
Advertenties uit kranten.
De eerste advertentie waarin Ten Boer werd genoemd bij een overlijden van een inwoner.
bron: Groninger courant, 14 oktober 1831.
bron: Groninger courant, 29 september 1914.
De tijdgeest.
Kabinet-Pierson (1897-1901)
Dit liberale kabinet staat bekend als ‘het kabinet van sociale rechtvaardigheid’. Het bracht diverse belangrijke wetten tot stand, waarvan de Woningwet 1900, de Ongevallenwet 1901 en de Leerplichtwet 1900 de bekendste zijn. ( waterstaatswet 1900, gezondheidswet 1901, kinderwetten 1901 en de militiewet van 1901) Kabinetsleider was de hoogleraar en gematigd vooruitstrevende liberaal N.G. Pierson.
Uit het notulenboek van de onderlinge begrafenisvereniging “Ten Boer”.
Twee advertenties uit de informatiegidsen Ten Boer, 1981 en 2003, van de Onderlinge;
bronnen:
het boek van Johs. Onnekes “Zeden, gewoonten en gebruiken in de provincie Groningen”, “Het menschelijk leven in ’t Groninger land” geschreven door E.J.Huizenga-Onnekes, Delpher, Lidmaten Ten Boer, handboek aardrijkskunde van Witkamp, Groninger Archief, parlement.com, verhalen van Groningen, Nieuw Groninger encyclopedie, diverse stukken van de onderlinge begrafenisvereniging “Ten Boer” en de website uitvaarttenboer.nl