Menu Sluiten

100 jaar algemeen kiesrecht in Ten Boer

Ter gelegenheid van de gemeenteraadsverkiezingen op 21 november 2018 en van het feit dat Ten Boer per 1 januari 2019 geen zelfstandige gemeente meer is, schreef Henk Boels, historicus en oud-wethouder en acht jaar raadslid in Ten Boer, over 100 jaar algemeen kiesrecht in deze gemeente.

In de negentiende eeuw was er geen sprake van een algemeen kiesrecht. Alleen de mannen van 23 jaar en ouder (vanaf 1899 25 jaar) mochten stemmen als zij minimaal een bepaald bedrag aan directe belastingen betaalden: het zogenaamde censuskiesrecht. Dit stelsel werkte in het nadeel van de minder vermogende bevolkingsgroepen, want die betaalden vrijwel geen direct belastingen.

Uiteraard rezen tegen dit systeem steeds meer protesten. De overheid kwam daarom in de tweede helft van de negentiende eeuw tegemoet aan deze protesten door het censusbedrag herhaaldelijk te verlagen en nieuwe groepen kiezers toe te laten, als huur-, spaarbank-, loon- en examenkiezers. Als gevolg hiervan groeide het kiezersaantal. In 1850 mocht 10% van de mannen stemmen, in 1900 48% en in 1909 62%.

Gemeenteraad Ten Boer 1913. Foto Groninger Archieven (818_14345)
Wel namen, maar wie nu wie is? Van een paar weten we het maar echt zeker. Drie van de AR aan de rechterkant.

In Ten Boer bestond de gemeenteraad uit elf leden, waaronder  twee wethouders. De raadsleden werden door de kiesgerechtigde inwoners rechtstreeks gekozen voor de periode van zes jaar, maar om de twee jaar moest een derde aftreden. Kandidaten voor een plaats in de raad konden worden  aangemeld bij de burgemeester als hoofd van het gemeentelijk stembureau. Deze plaatste alle kandidaten op één lijst, waaruit op de dag van de stemming kon worden gekozen. Om te zijn gekozen moest elke kandidaat de volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen behalen. Zo niet, dan volgde enige weken later een herstemming, waarbij het principe van ‘de meeste stemmen’ gold. Bij tussentijds vertrek volgde een nieuwe verkiezing. In de gemeente was slechts één stembureau, in het gemeentehuis in Ten Boer, maar vanaf 1903 kon op vier stembureaus worden gestemd  (Ten Boer, Ten Post, Garmerwolde en Woltersum) en vanaf 1922 op zeven (Ten Boer, Sint Annen, Thesinge, Garmerwolde, Woltersum, Wittewierum en Ten Post).

Er bestonden dus geen politieke partijlijsten, maar de politieke partijen en groeperingen, verenigd in zogeheten kiesverenigingen maakten wel via advertenties, folders en bijeenkomsten bekend wie hun kandidaten waren. Zo was er o.a. in Ten Boer in 1871 sprake van een algemene (= liberaal-vrijzinnige) kiesvereniging, in 1899 de liberale kiesvereniging ‘Burgerplicht’, vanaf 1883 de Antirevolutionaire (ARP) kiesvereniging ‘Nederland en Oranje’ (de ARP is in 1980 opgegaan in het CDA), in 1889 de kiesvereniging ‘Bezuinigen met Orde’ in 1901 de kiesvereniging ‘Burger- en Werkmansstand’ te Woltersum en diverse Volkskiesverenigingen van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP; de voorloper van de Partij van de Arbeid).

Onderstaand overzicht toont de uitslagen van een aantal gemeenteraadsverkiezingen:

We zien dat voor de invoering van het algemeen mannenkiesrecht in de Ten Boerster gemeenteraad de liberalen over de absolute meerderheid beschikte met zes tot negen van de elf raadszetels. Deze groep bestond uit aanhangers van (vaag) liberale snit, verenigd in partijen als de Liberale Unie (1885), later de rechts-liberale Vrijheidsbond (1921) en de links-liberale Vrijzinnig Democratische Bond (VDB, 1901). De meesten van hen waren landbouwer en zaten jarenlang in de raad. Het record staat ongetwijfeld op naam van vader Niclaas Gerrits en zoon Gerrit Niclaas Schutter uit Thesinge die vanaf de jaren 1860 tot 1927 raadslid en wethouder waren. Daarnaast zaten er leden van de ARP in de raad,  meestal twee à drie met namen als Bolt, Dijksterhuis en Wigboldus. In 1913 deed de eerste SDAP-er zijn intrede, de landbouwer Hendrik Bontekoe uit Garmerwolde. Vóór 1919 mocht er dan wel een sterke strijd zijn gevoerd om het kiesrecht uit te breiden, zij die toen wel over het kiesrecht beschikten maakten er maar matig gebruik van, getuige de opkomstcijfers. Na 1919 gold er opkomstplicht geen stemplicht.

Mannenkiesrecht

De invoering van het algemeen mannenkiesrecht in 1917 bracht grote veranderingen met zich mee. Voortaan ging het zoals het nu ook nog is. Om de vier jaar verkiezingen voor een geheel nieuwe raad; elke partij levert een lijst in en krijgt zo veel zetels als de kiesdeler is gehaald; herstemming is niet meer nodig door het systeem van restzetels; bij tussentijds vertrek komt de eerstvolgende op de lijst in de gemeenteraad.

Het overzicht laat zien dat bij de verkiezingen van 1919 de liberalen de grote verliezers waren; zij gingen van zes naar vier zetels en verloren daarmee voorgoed de absolute meerderheid in de raad. De grote winnaar was de SDAP die van één naar drie zetels ging. Ook winst was er voor de ARP die met vier zetels de grootste partij was geworden.

Vrouwenkiesrecht

Na de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht in 1919 konden de vrouwelijke inwoners voor de gemeenteraadsverkiezingen voor het eerst meedoen aan die van 1923. Sinds 1894 had de landelijke Vereniging voor het Vrouwenkiesrecht sterk geijverd voor de verkrijging van het vrouwenkiesrecht. In Ten Boer bestond vanaf 1913 een lokale afdeling van de Vereniging, onder de bezielende leiding van mevr. Johanna Petronella Evenhuis-Swemle uit Woltersum als presidente en mevr. Eilina Johanna Huizenga-Onnekes uit Ten Boer als secretaris (zij is vooral bekend geworden als verzamelaarster van sprookjes en volksverhalen).

In 1923 verdubbelde zodoende het aantal uitgebrachte stemmen; bij alle partijen was dat het geval, m.u.v. de SDAP, die als gevolg hiervan een zetel verloor, ten gunste van de liberalen, maar die zij in 1927 terug kreeg en sindsdien behield. In 1931 deed een vierde partij haar intrede in de raad, de Christelijk-Historische Unie (CHU) met één zetel (deze partij is samen met de ARP ook in 1980 opgegaan in het CDA).

De eerste vrouwelijke kandidaten op de kieslijsten waren de zojuist genoemde dames Evenhuis-Swemle en Huizenga-Onnekes; beiden stonden in 1923 op de lijst van de Vrijheidsbond. Tot een raadszetel brachten zij het toen niet, maar in 1931 lukte het mevr. Evenhuis-Swemle om met voorkeursstemmen op het pluche van een raadszetel te komen. Daarmee was zij echter niet het eerste vrouwelijke raadslid van Ten Boer; die eer was weggelegd voor mevr. Geertruida Elisabeth Theodora Straatman-Hagen die in 1929 tussentijds voor de SDAP in de raad kwam.

De ARP mocht dan wel vanaf 1919 herhaaldelijk de grootste partij zijn, een plaats in het college van burgemeester en wethouders leverde dat toen nog niet op. De twee wethouders van Ten Boer werden gekozen door en uit de raad en kwamen sinds jaar en dag uit de liberale hoek, met uitzondering van enige jaren na 1881 toen een ARP-er als wethouder staat vermeld.  Pas na het aftreden van G.N. Schutter in 1927 deed weer een ARP-wethouder zijn intrede, de landbouwer Kornelis Veenkamp uit Thesinge.

Auteur: Henk Boels, voorzitter Cultuurhistorische Vereniging Ten Boer (CHVTB)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Het modereren van reacties is ingeschakeld. Het kan even duren voordat je reactie wordt weergegeven.