Herkomst:
De grootmoeder van mevrouw (Ineke) Noordhoek (1940) logeerde regelmatig bij haar schoonzoon, Oeds (-Jan )Koster, zoon van Jan Koster, de notaris in Ten Boer en tevens de schilder, die zich later Costerus ging noemen. Oeds-Jan was zelf ook (kandidaat-)notaris en zette het kantoor voort toen zijn vader zich pensioneerde en verhuisde naar Stad in 1946, waar hij een gewaardeerd lid van Kunstenaarsvereniging De Ploeg werd. De schilderijen stonden bij haar ouders op zolder.
Twee schilderijen;
- Gezicht op kanaal in dorp of stad. Centraal een stenen brug met bebouwing aan beide zijden. Rechts een zeilschip, met nog een tweede mast erachter. Vaag een figuurtje met lichtgroene kleding op het schip. Links een dukdalf. Grote witte wolk in de helderblauwe lucht.
Voorgrond in de schaduw, achter de brug een helder verlichte gevelrij. Alles met losse brede kwaststreken aangegeven. Ro. gesigneerd met monogram in rood, JK. Afm. 34 x 24 cm. Op paneel met linnen reliëf.
Achterzijde etiket van Joanna Talbot-Hoff Resauratrice in Maastricht, Redelijk recent, want er wordt een 06 nummer genoemd.
Schilderij 1. Zou Appingedam kunnen voorstellen, het witje van een hangende keuken links,
Maar ook een Groningse Singel of een van de havens. Noorderhaven ? Kenmerkend is de stenen boogbrug.
- Vaart met twee molens op de linkeroever, rechts een figuurtje op wit paard van achteren.
Links en rechts van de molen boerderijen. Rechts naast het ruitertje een silhouet van een lage boerderij. Lage horizon op 1/3 van het schilderij. De lucht is zwaarbewolkt, met enige lichte plekken. De rozige toetsen aan de einder suggereren een avond- of morgenstond. Met brede, losse penseelstreken geschilderd op paneel. Er is reliëf te zien van een ander onderliggend schilderij, met verticale toetsen. Afm. 29 x 21 cm. Lo. Gesigneerd met (ingekrast?) monogram JK. in grijs.
Op de achterzijde langs bovenzijde een geschreven tekst: “ Herinnering aan m’n Groningsche reis 1948. van den Heer J. Koster.”
Schilderij 2 zou heel goed het Damsterdiep kunnen voorstellen, in westelijke richting, met de Widde Meuln op de linker oever. Dan zou richting Groningen nog een molen hebben gestaan.
Derde schilderij
Het echtpaar Koning had ook nog een derde schilderij van Jan Koster, dat zij wilden behouden. Het is een werkje dat zeer pasteus met paletmes is geschilderd op paneel in herfstkleuren. Afm. 39 x 49 cm. Lo. Zeer vaag gesigneerd met JC. ingedrukt in zwart.
Vermoedelijk het “Laantje in Lellens” voorstellende, dat door Costerus en andere Ploegschilders vaker getekend en geschilderd is.
Zoek de signatuur.
Vergelijkbare werken:
Tekening in conté of Siberisch krijt. Vermoedelijk sloot richting Damsterdiep. L.o. signering met monogram JC i.p.v. JK. Jan Costerus?
Olieverfschetsje in grijzig coloriet. L.o. signering met JC door elkaar.
J.Costerus, Jan Koster.
J. Costerus was het pseudniem, dat Jan Koster (Burum, 3-7-1874) koos om zijn kunstschilders-activiteiten te scheiden van zijn maatschappelijke functie als notaris in Ten Boer, met een knipoog naar deftige heren uit de 17e eeuw als Grotius (Hugo de Groot) en Baerleus (van Baerle).
Als zoon van veearts Oeds Koster en Jantje Vaatstra in Grijpskerk, bezoekt hij daar de MULO. Vervolgens woont hij als student notariaat in Grootegast, waar hij sinds 1901, als gediplomeerd candidaat-notaris, bij Mr. Hofstede aan het werk kan. Op 24 mei trouwt hij aldaar met de 23 jarige Hendrika Gesiena Wolthers uit Groningen. Bij koninklijk besluit van 19 februari 1909 wordt hij benoemd tot notaris in Ten Boer. Met zijn kinderen Oeds-Jan ( 5 ) en Pieterdina ( 3 ) vestigt hij zich, een maand later, in pand A 19 aan de Rijksweg langs het Damsterdiep, in Ten Boer. Tijdens de oorlog in 1941 zal hij nog naar pand B 1992, binnen de gemeente verhuizen.
Daarvoor, in1939 viert hij zijn 30 jarig jubileum als notaris. Een stukje in het Nieuwsblad v.h. Noorden roemt hem vooral als “een gezien notaris, die door taaie wilskracht en grooten ijver, een klein notariaat wist uit te bouwen tot een bloeiende plattelandspraktijk “. Om te vervolgen met: ”Behalve als notaris is de heer Koster wijd en zijd bekend als een liefhebber van de schilderkunst en als kunstverzamelaar”. Nog niets over de schilder Costerus dus.
Toch is dan de amateurschilder al jaren bezig met schilderen en vooral tekenen in de vrije natuur. Bij mooi en slecht weer trekt hij er vroeg op uit om met Siberisch krijt (geperst houtskool) snelle schetsen te maken. Dan vlug naar huis, de laarzen uit en om 9 uur zit de notaris in keurig pak met vlinderdas achter zijn bureau. Dikke stapels tekeningen op dun papier bevinden zich nog steeds in handen van zijn familie.
Zijn redelijk inkomen gebruikt hij intussen om een grote schilderijenverzameling op te bouwen, met werken van Jacob Maris, Tholen, Israëls, Kuiten, W. de Zwart en Arnold Koning, met wie hij persoonlijk bevriend is. Deze impressionistische schilders van de Haagse school hebben grote invloed op zijn eigen schilderstechniek. Wel zal hij nog breder en vrijer gaan schilderen, maar altijd met het wat grijzige kleurpalet, dat hij bij het Groninger landschap vond passen
.
Als hij zeventig wordt (in 1944) neemt zijn zoon de notarispraktijk over en op 15 april 1946 verhuist hij definitief naar Groningen, waar hij zich volop in de kunstwereld stort. Hij maakt contact met de schilders van de Ploeg zoals Johan Dijkstra, Hendrik de Vries en Jan Altinkt en wordt geaccepteerd als lid. Toch moet er eerder contact zijn geweest, getuige een door de bekende (Academie) Minerva-docent, J.H. Bach geschilderd portret, als tekenende student.
Al in october1946 heeft hij een solo-expositie in het Beerenhuis, (bij de kunsthandelaar Braamhorst) zo ook in ’47, ‘48 en ’49.
Zowel Abe Kuipers in het Vrije Volk als Johan Dijkstra in Het Nieuwsblad v/h Noorden evenals Trouw, schrijven lovende kritieken. Men wijst vooral op de jonge, frisse en gedurfde stijl van deze zeventiger, “wiens prestaties ver uitstijgen boven die van den gemiddelde amateur”. In de loop der tijd, als het nieuws van de oude schilder er wat af gaat, komt er ook wat kritiek los uit de hoek van de jongere ploeg-schilders die zich meer richten op het Duitse Expressionisme en de Franse Fauves ( 1905 – 1920). Het hevige kleurgebruik en de emotioneel-gestuurde vormgeving vormden immers het “moderne” gezicht van de Ploeg. Daarbij bleven de molens en oude boerderijtjes in grijzige tinten van Costerus, wat te veel in het 19e eeuwse impressionisme steken.
Intussen bleef Jan Koster ook actief op het organisatorische vlak. Hij zat in het bestuur van het Kunstlievend Genoodschap Pictura en stichtte in 1950 de Vrije Academie, mogelijk gemaakt door het Jan Kosterfonds dat hij samen met de kunsthandelaar Braamhorst in het leven had geroepen. Deze Vrije Academie gaf de gelegenheid aan beroeps- en amateurkunstenaars om in het Pictura-gebouw wekelijks naar model te tekenen. Voor veel Ploegleden een uitkomst.
In 1951 wordt zijn werk al weer tot “het beste van de Kersttentoonstelling van De Ploeg in Pictura gerekend “ door Hendrik de Vries in het Nieuwsblad.
Op17 februari 1954 ontvangt hij de Cultuurprijs van de provincie Groningen uit handen van Commissaris der Koningin dr. E.H. Ebels, samen met de componist Louis Somer.
Hierna kan Costerus nog twee jaar doorschilderen met o.a. een nieuwe aquareltechniek van met benzine verdunde olieverf, tot hij als 82-jarige overlijdt.
bron:
Wouter van Rossem, november 2024.