Wim Missel vindt medische mondkapjes binnenshuis een beetje onzin. “Laat je gezicht eens zien,” zegt hij als ik aanbel bij zijn appartement in Amstelveen, “ik leef toch al in reservetijd.” Het is begin februari 2021 en Nederland bevindt zich nog in een volledige lockdown. Wim Missel is ver in de negentig, net als de andere vier mannen die ik deze weken interview over hun ervaringen als dwangarbeider tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze zijn enkele van de laatste nog levende getuigen. Hun verhalen verschillen enorm: de een maakte lange dagen in een bommenfabriek, maar kreeg fatsoenlijk te eten en kon elke week naar de bioscoop. De ander moest zes of zeven dagen per week loopgraven graven in de vrieskou, op aardappelsoep. Maar allemaal waren ze nog een tiener en voor het eerst, onvrijwillig, lang van huis.
Coming of age-verhaal
Gedwongen is niet alleen een vijfdelige podcastserie over wat de arbeidsinzet precies was en hoe divers de werkzaamheden, de omstandigheden en de mate van dwang waren. Het is ook een coming of age-verhaal van vijf mannen die volwassen werden in de periode dat ze gedwongen in Duitsland werkten. Hoe zag hun leven eruit voordat ze naar Duitsland moesten en voor welke dilemma’s kwamen ze al op jonge leeftijd te staan? Hoe gingen ze om met dwang en doodsangst? Hoe werden ze in zo’n korte tijd volwassen? Hiermee hopen we de ervaringen ook voor een jonger publiek invoelbaar te maken.
Co Knuppelder was 17 jaar oud toen hij in 1942 als jongste werknemer van een technisch bedrijf naar Duitsland moest. Hij wist niet waar hij naartoe ging en wat voor werk hij zou gaan doen. “Het is niet in me opgekomen om te weigeren. Ik nam mijn kostuum mee, ik had geen idee wat me te wachten stond.” Voor de eerstejaarsstudent Pieter Bouma zat er niks anders op dan zich te melden, toen hij in het voorjaar van 1943 de oproep kreeg. “De bezetter dreigde met represailles tegen mijn familie. Mijn vader was chirurg en behandelde in het geheim Joden. Dat risico konden we niet nemen.” Bouma is gedurende zijn hele verblijf in Duitsland in stil verzet geweest. “Ik probeerde zo weinig mogelijk te doen in de wapenfabriek.” In de weekenden bezocht hij graag het café.
Cor van Dijk denkt in eerste instantie dat hij op een paradijselijke plek terecht is gekomen, als hij in het voorjaar van 1943 in de buurt van Frankfurt am Main op een wijnboerderij aankomt. Hij heeft dan nog een eigen kamer met uitzicht en krijgt nog goed te eten. Dat is anders bij Ben Tesink, die eind 1944 als 16-jarige vanuit Apeldoorn terechtkomt in een kamp bij Rees, vlak over de grens. Daar moet hij in de koude wind loopgraven uithakken, op een rantsoen van brood en waterige soep. Wim Missel wordt op 10 november 1944 bij de Razzia van Rotterdam meegenomen. Hij is dan 17 jaar oud en overweegt te vluchten. “Ik had mijn bruine badpak aangetrokken en wilde samen met mijn buurjongen de rivier achter mijn huis over zwemmen.” Op dat moment bonzen de Duitsers al op de deur. Uiteindelijk komt hij na een lange reis in veewagons terecht in de buurt van München, waar hij na bombardementen puin moet ruimen onder erbarmelijke omstandigheden.
Nauwelijks aandacht
Contact met het thuisfront heeft het vijftal in de maanden, of soms jaren dat ze weg zijn, niet of nauwelijks. Vertrokken als tiener, komen ze allemaal als volwassen man terug. “Het moeilijkste vond ik om weer thuis als kind te worden behandeld,” vertelt Wim Missel, “want voor mijn gevoel was ik geen kind meer.” Er was volgens de mannen ook nauwelijks aandacht voor hun ervaringen. Ben Tesink: “Iedereen had wel iets ergs meegemaakt. Er was ook geen tijd voor, we moesten Nederland opnieuw opbouwen.” Dat er mede daardoor in de samenleving lange tijd weinig kennis is geweest over de arbeidsinzet, hebben de mannen gemerkt. Cor van Dijk: “Dan vroegen mensen waarom ik niet was ondergedoken. Alsof het zo simpel lag.” Pieter Bouma: “Die vervelende opmerking: ‘Jij hebt voor de Duitsers gewerkt, je had nooit naar Duitsland toe moeten gaan’. Mensen hadden geen idee.” ( bron: 4en5mei.nl )