De Verenigde Oostindische Compagnie, de eerste naamloze vennootschap ter wereld, heeft bijna twee eeuwen bestaan. Zij had voor de bemanning van haar schepen en verdediging van haar bezittingen in de Oost nooit genoeg personeel. Van heinde en verre kwamen mensen om zich aan te melden, ook uit Woltersum en Lellens.
In het Nationaal Archief heb ik de namen van twee inwoners van de voormalige gemeente Ten Boer gevonden, die in dienst waren bij de VOC.
Wie waren deze mannen die gingen werken bij de Vereenigde Oostindische Compagnie, 1602-1800 ?
Uit Woltersum kwam, David Doorn, zijn geboortedatum is onbekend, hij is overleden in Azië, op 24 juli 1748.
Nieuw Walcheren (1731)
Fort Rammekens.
Het fort dateert uit 1547 het werd gebouwd in opdracht van Maria van Hongarije die landvoogdes van de Nederlanden was. Het staat op een oude kreekrug en de belangrijkste taak was de drukke scheepvaartroutes naar Middelburg destijds de grootste koopstad der Noordelijke Nederlanden, en Antwerpen te beschermen en te controleren. Op deze plek – het “Vlacke” genaamd – begon de toegang tot de vaarweg naar Middelburg en de vaargeul richting Antwerpen liep hier vlak langs de kust. (bron: wikipedia)
Voor 1746;
Jan David Doorn, op 25 april 1743 in dienst van de VOC, als bosschieter.
De vraag is, zijn David en Jan David Doorn dezelfde persoon ?
Heenreis naar Batavia op 25 april 1743.
Terugreis naar Nederland op 1 februari 1745.
Opmerking, the Vlissingen did not call at the Cape but at False Bay.
Het schip heeft Kaap de Goede Hoop niet aangedaan, maar Valsbaai, Valsbaai (Engels: False Bay, Afrikaans: Valsbaai).
Onder de eerste Portugese zeevaarders heeft de Valsbaai als Golfo Dentro das Sierras of Baai tussen de bergen bekendgestaan. Vele schepen die terugkeerden uit het Verre Oosten, zagen Kaap Hangklip aan de oostelijke kant van de baai aan als Kaap de Goede Hoop en voeren dus de ‘valse baai’ binnen. Daardoor krijgt Kaap Hangklip vaak de Portugese naam Cabo Falso (‘Valse Kaap’). bron: wikipedia.
Op vrijdag 22 oktober 1745 stapte Jan David Doorn aan wal en uit dienst bij de VOC.
Om in juli 1748 als David Doorn weer in dienst te treden ?
Uit Lellens kwam, Fokke Beerent, ook van hem weten we zijn geboortedatum niet. Fokke is overleden op 22 november 1771, tijdens de terugreis naar Nederland.
Op de heenreis zijn er opvarenden van de Leimuiden, die gestrand waren bij Boavista, Kaap verde aan boord van de Renswoude genomen.
De terugreis 6 november 1771.
Op 22 november 1771 is Fokke Beerent uit Lellens overleden.
Zeemansgraf.
De overledene werd meestal in zijn hangmat of een zeil genaaid met stenen tussen de benen en na het avondgebed om vijf uur over boord gezet op een plank. Dat gold overigens alleen voor de lageren in rang, officieren kregen een kist en saluutschoten.
Zielverkoper
Voor de aanschaf van een uitrusting en betaling van onderdak was geld nodig. Eenmaal ingeschreven kreeg de opvarende twee maandgages op voorhand en verschafte de compagnie, indien gewenst, een transportbrief of -ceel, meestal ter waarde van 150 gulden.
De transportbrief, ook wel schuldbrief genoemd, kon ingeleverd worden voor geld bij een transportkoper of zielverkoper. De compagnie betaalde de schuld af, meestal in drie porties, zodra de opvarende het geld verdiend had. De transportkoper gaf ongeveer 80 gulden voor het docu- ment. Het was immers lang niet zeker dat deze het hele bedrag ook zou krijgen. Zielverkopers, verbastering van ceel, waren logementhouders, die tegen inlevering van het document zorgden voor de uitrusting en onderdak. In dat geval waren de jongens een stuk slechter af.
In ruil voor onderdak, eten en een reisuitrusting eiste een zielverkoperhet document of ‘ceel’ waarmee de gage van een Compagniedienaar geïncasseerd kon worden. Omdat de Compagnie pas na een bepaalde diensttijd uitkeerde en de dienaar in kwestie in de tussentijd overleden of gedeserteerd kon zijn, was aan het bezit ervan een zeker risico verbonden. Daarom verkochten de ‘ceelverkopers’ (of zielverkopers) deze documenten voor weinig geld aan speculanten die zich dat risico konden veroorloven.
(blz. 27 van het boek “in dienst van de compagnie”
Twee maanden gage a 9 gulden per maand, is 18 gulden. Een naam die ik niet thuis kan brengen, transportbrief 150 gulden en een kist voor 4,50 gulden.
De laatste drie regels hebben te maken met de afwikkeling van zijn schuld aan de VOC. Maar e.e.a is mij ook niet duidelijk, ik lees de namen van Starink en L. Knohr Kamerb.. Met Starink ben ik niet verder gekomen maar met Knohr wel.
De betekenis van camerling / kamerdienaar / kameraar is, beheerde van de geldmiddelen.
De VOC bestond uit zes kamers – Amsterdam, Middelburg, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen – stichtten de VOC, waarbij de organisatie en monopolie van de handel op Oost-Indië centraal stond.
Uit het boek “In dienst van de compagnie, leven bij de VOC in honderd getuigenissen” van Vibeke Roeper & Roelof van Gelder. Een gedeelte uit de inleiding blz. 19.
” De meeste persoonlijke berichten van voc-dienaren zijn afkomstig van het hogere personeel en van het middenkader. Daar zaten de mannen die in ieder geval konden schrijven: de kooplieden en de predikanten in de eerste plaats, maar ook de chirurgijns en de klerken. Vrouwen die hun man naar Azië vergezelden schreven ook, maar veel minder. Verhoudingsgewijs zijn er maar weinig ooggetuigenverslagen bewaard gebleven van soldaten. En als die er zijn, dan zijn ze vrijwel altijd afkomstig van geschoolde Duitse jonge mannen die als soldaat hadden aangemeld. Met de zeevarenden is het nog slechter gesteld. Er is vrijwel geen enkele matroos van wie een brief is overgeleverd of die zijn herinneringen aan het papier heeft toevertrouwd. De meesten konden niet schrijven, en de weinigen die dat wel hadden geleerd, hadden niemand om een brief aan te richten of jet contact met thuis verloren.
Verschillen in rang van de schrijvers leidden niet direct tot verschillen in leesbaarheid van hun geschriften. Die rang zei namelijk niet zoveel over afkomst. Velen, afkomstig uit eenvoudige lagen van de bevolking, stegen in de Oost tot grote hoogte, en omgekeerd dienden mannen van goede komaf-in het verderf gestort door eigen schuld of door het lot-in de lagere rangen. Veel soldaten waren niet eens opgeleid als soldaat, maar hadden een ambachtelijke scholing achter de rug en waren heel goed in staat een levendig verhaal op te schrijven. Menig koopman verdiende weliswaar meer, of kwam uit een beter milieu, maar noteerde slechts clichématige observaties. Hoogstens is er een verschil te bespeuren in het soort observaties. De kooplieden en predikanten hadden over het algemeen meer overzicht en gaven zich meer over aan bespiegelingen dan de matroos of soldaat, die meestal met zijn eigen kleine beslommeringen gepreoccupeerd was.
bronnen:
Nat. Archief, Ineke de Ronde, Ten Wolde Wikipedia, Zeelandse tijdschriften, Vibeke Roeper & Roelof van Gelder, de VOC site.