Menu Sluiten

Uit het verslag van burgemeester Obbo Johannes Scherphuis.

namen of woorden die niet duidelijk te lezen waren zijn van een ? voorzien.

De arbeidsdienst.

Met de grootste dreigementen het aantal trachtte op te voeren en ‘t is een wonder dat het altijd goed ging. Van de zijde van de illegaliteit ondervond ik veel medewerking. Door geregeld overleg werden de ‘gevaarlijke’ personen nooit opgeroepen. Nimmer heb ik iemand opgeroepen die in de gevaarlijke leeftijd viel, d.w.z. personen van 18-24 jaar, uitmakend de lichtingen die waren aangewezen voor den Arbeitseinsatz in Duitschland hebben nimmer een oproeping ontvangen en wanneer dit door abuis, bijvoorbeeld door gelijkgestemden naam of iets dergelijks eens gebeurde, dan werden de oproepingen onmiddellijk vernietigd.
Voormalige krijgsgevangenen werden veilig gesteld; zijn nimmer van een oproep slachtoffer geworden. Hoe dit alles altijd goed kon gaan is eigenlijk een wonder. Het was toch algemeen bekend dat deze mannen veilig gesteld en niet opgeroepen werden.

De plaatselijke N.S.B. Had immers gemakkelijk een spaak in het wiel kunnen steken.
Op Duitsche order moest voor het aanwijzen der spitters een commissie gevormd worden waarin onder meer de buurtboerenleider en de groepsleider der N.S.B. zitting hadden. Dit is nooit gebeurd en de buurtboerenleider heeft zich er nooit mee bemoeid, hij verklaarde zelfs dit niet te willen. Zooals ik reeds opmerkte, van de ramp die de inundatie over onze gemeente bracht heb ik in zekeren zin voordeel gehad, als men het zoo kan noemen.
Telkens kon ik er argumenten uit putten om aan te toonen dat ik geen werkkrachten kon leveren doordat ze, gevlucht voor het water, over het Hoogeland verspreid waren. Kwam van andere zijde order om eenige honderden ‘Lüneburgers’ in de gemeente onder te brengen dan was de eene helft van de gemeente Verdonken land en waren in de andere helft levens ondergebracht:
120 Zeeuwen, 180 kinderen uit het Westen, 200 hongervluchtelingen en 1350 personen Uit het Zuidelijk deel der gemeente, samen plus minus 50% van de normale bevolking van het Noordelijke deel. Een groep menschen (van ongeveer 80 personen) die tijdelijk te werk gesteld zijn geweest bij het dichten van de gaten in de dijken van Boltjer- Fledderbosch- Garmerwolder- Klunder en Kloostrrmolenpolder trok ik steeds af van de verplichte aanwijzing, ook nadat die werken reeds lang waren opgehouden.

Lijsten van oproepen moest ik in gevolgde voorschrift bij elke nieuwe oproep aan de werkleiding overleggen. Hieraan heb ik nimmer voldaan. Het was doorloopend vechten. In de eerst plaats tegen de moffen die me er op wezen dat kleine gemeenten als Stedum meer dan 400 man leverden. Bedum leverde 6 á 800, geruimen tijd belangrijk méér. Aan den anderen kant het telkens herhaalde: waarom ik wel en hij niet en van sommigen: “waarom roep ik al die jonge kerels niet op.”

Dan het vervoer. In Noordlaren is een kleine groep van 30 man slechts één of enkele weken geweest. Ze moesten koffers en dekens meenemen. Dit heb ik steeds geweigerd en ik haalde de menschen per auto elke avond thuis. Dat verveelde de werkleiding en na wat bekvechten met de werkleiding kon ik ze op Oosterhoogebrug houden. Na Nieuwjaar 1945 begon het O.T. werk in Middelstum en omgeving, later ook op Langeweer en op bescheiden wijze ook in deze gemeente.
Steeds grooter werd de aandrang om het aantal op te voeren- zonder resultaat voor de heeren.
‘k Heb het kunnen bolwerken dat vrijwel steeds slechts één district was aangewezen en dat leverde slechts 60 man plus wat vrijwilligers. Steeds was er veel ‘verloop.’ De een werd ‘ziek’ de ander had geen schoeisel, van no. 3 moest de vrouw bevallen of werd deze ziek enzovoort.
Ook het vervoer liet alles te wenschen over. ‘k heb steeds geweigerd om paardenwagens hiervoor te vorderen en de oude gaspot auto’s waren geregeld defect of werden gevorderd voor melkrijden en ander vervoer.

Trouw werd ik bij mijn zwoegen bijgestaan door de wethouders en alle ambtenaren. Toen de arbeidsinzet begon, verbood de regering in Londen medewerking hieraan. ‘k Heb BenW bijeengeroepen en gezegd dat ik van plan was te verdwijnen maar dat dan voor hen dezelfde moeilijkheid voor de deur stond en zij of hadden mee te werken, of eveneens te verdwijnen.
De secretaris antwoordde: ik blijf, onderduiken kan ik niet en de wethouders verzochten mij niet te gaan en zegden me alle steun toe. Deze steun heb ik vooral van wethouder Doornbos steeds genoten. Zelf ben ik nooit voor de verantwoordelijkheid gevlucht, ‘k heb geen ‘vuil werk’ aan een ander overgelaten en de gemeente nooit langer dan voor enkele uren verlaten. Aardig was, dat de voorman J. Blink van Ten Post, vrijwel tot het laatst toe wist te bewerken dat de arbeiders uit Ten Boer ‘s Zondags vrij waren. Hun religíe gebood hem dat hij komt nooit in de kerk maar wist de heele ploeg resteerde voor vrij te krijgen.

Eerst in maart begon het werk in onze gemeente. Stellingen moesten worden gebouwd bij de boerderijen van Kl. Bolhuis, Kremer, van Weerden, Zijl, de Graslanden en langs de Boesterweg. Veel is hiervan niet terecht gekomen. In het voorjaar en de zomer van 1944 zijn stellingen gebouwd langs Z.Z can het Damsterdiep van Ten Post naar Kaakheem, maar dit geschiedde door arbeiders van buiten de gemeente. Door de inundatie verdronken deze stellingen alle. Ook langs de Z.Z. Van het Eemskanaal werden uitgebreide stellingen gebouwd en een tankgracht gegraven, maar na Dolle Dinsdag kwam ook dit alles onder water.. de verdedigingswerken in deze gemeente zijn nooit als zoodanig gebruikt.

De laatste paarden vordering.

Drie paardenvorderingen waren mij opgedragen. De eerste op 5 September 1944 in het Stadspark was een succes. Van de circa 700 in aanmerking komende paarden verschenen er 80. De vorderende Mof, graaf x nam genoegen met 22 stuks als ik de niet opgekomende strafte door van hen te vorderen ten behoeve van de zwaarst getroffenen – accoord, maar niet gedaan.
De tweede werd in verbande met de inundatie voor deze gemeente afgelascht, de derde werd gehouden op 11 April toen de geallieerden Assen waren gepasseerd.

Ze vond plaats in Ten Boer, terwijl de Arbeidsdienst vluchtte. Plusminus 200 paarden werden voorgeleid. De vorderingscommissie Majoor Lach + 1 veldwebel + 3 man kwamen in 2 landouwers elk met 2 paarden ervoor, een pak hooi achterop en een wit paard achter den eenen wagen gebonden. Toen de vordering klaar was (52 paarden) was demagoog met de dieren verlegen. Ik wist te bewerken dat de boeren ze weer mee naar huis kregen. Het geld 56000 gulden, werd mij ter hand gesteld om de boeren te betalen als de dieren werkelijk weggevoerd werden, hetgeen niet meer geschiedde. Het geld werd in de gemeentekas gestort.
Donderdag en Vrijdag bleven de vorderaars wachten op de loop der dingen.

‘t Beleg van Groningen was begonnen. Vrijdag werd op den watermolen van Laning aan de Hamweg de rood-wil-blauwe vlag geheschen. De majoor en de feldwebel kwamen mij bezoeken. Ons evacueetje (6 jaar) “Kijk mijnheer, dat is onze vlag – fijn hè.”
De Majoor: “Ist das ihre National-fahne Herr Bürgemeister?” “Ja Herr Majoor”
“Ich gratuliere Ihnen. Danke.”
Toen kwam de aap uit de mouw. De majoor had nog een kas van plusminus een half miljoen.
Als ik kon zorgen voor 5 burger pakken en onderkomen bij een boer, dan werd de kas voor mij. Zeer vereerd maar ‘t zal niet gaan. Zaterdagmorgens vertrokken de Heeren met de kas naar Spijk.

1 reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *