Welke verenigingen waren er in de 19e eeuw in Ten Boer actief ?
Een niet complete overzicht.
De schaatsvereniging Kaakheem is van 1865.
Die bestaat nog steeds.
Nadat in 1882 de Nederlandse Schaatsenrijders Bond is opgericht, wordt in Ten Boer vlot daarna een ijsvereniging in het leven geroepen. Als officiёle datum wordt uitgegaan van 1 november 1883. Op die dag ontving ijsvereniging Kaakheem de eerste subsidie. Het was de tijd van baantjes trekken op het Damsterdiep, in baaien onderbroek of rok, de schaatsen vastgemaakt aan schoenen of sokken, ook de tijd van prik- en duwwedstrijden (met spek- en geldprijzen) en de arreslee.
Vermaard tot in de wijde omtrek was het café Kaakheem aan het Damsterdiep, waar kastelein Schoonveld hete punch en een borrel schonk, en ijsfeestjes organiseerde waar hij een omzet mee haalde waar hij driekwart jaar op moest teren.
In 1965 kreeg de vereniging bij het 100 jarig bestaan een Koninklijke Erepenning.
Begraafplaats Sint Annen, 1874.
Begraafplaats Ten Boer, 1874.
Verplichting
Met de Begrafeniswet van 1869 kreeg elke gemeente de verplichting om te beschikken over een algemene begraafplaats. Dat werd door gemeenten vaak heel pragmatisch opgelost door een bestaande begraafplaats over te nemen of door een algemeen deel aan te wijzen op een kerkelijke begraafplaats. Waar dat niet kon, werd buiten de bebouwde kom een nieuwe begraafplaats aangelegd.
bronnen:
een gedeelte uit het bericht wat in de Nederlandsche Staatscourant stond op 9 juni 1874 en Algemeen Handelsblad op 10 juni 1874.
‘Heden is overleden is …’ De leedaanzegger.
Slecht nieuws is van alle tijden. Het enige wat verandert is de manier waarop het wordt verspreid. Worden tegenwoordig rouwkaarten en de smartphone ingezet om bliksemsnel bekend te maken dat er iemand is overleden, tot in de jaren zestig ging daarvoor vaak de plechtig in het zwart gestoken leedaanzegger op pad.
‘Heden is overleden …’ was de vaste openingstekst van de leedaanzegger. Aansluitend noemde hij de naam van de gestorven dorps- of streekgenoot. In Groningen werd daar soms nog de troostende zinsnede ‘hai lag der hail schier bie’ aan toegevoegd als de overledene ‘er mooi bij lag’.
In Noordwijk en Lucaswolde in het Westerkwartier waren het vrijwilligers die met een zwarte hoge hoed op huis aan huis de inwoners op de hoogte brachten van de dood van een streekgenoot. Tevens vertelden ze op welke dag hij of zij zou worden begraven. De doodbidders – zoals leedaanzeggers ook wel worden genoemd – waren veelal schoolmeesters of boeren. Ze hadden één ding gemeen: een stevige stem.
Eeuwenoude traditie
Het beroep van leedaanzegger heeft eeuwen bestaan. In kleine gemeenschappen bracht hij de mensen vaak huis aan huis op de hoogte van het overlijden van een streek- of dorpsgenoot.
Het kwam echter ook voor dat de nabestaanden bepaalden wie de doodbidder moest inviteren voor de begrafenis. De namen van de genodigden werden dan op lange stroken papier geschreven. Opleesrollen werden ze genoemd. Soms werd ook een begrafenisbriefje overhandigd, een voorloper van de rouwkaart.
Een sterk gestel kon de leedaanzegger van pas komen. Het was op veel plaatsen de gewoonte hem iets aan te bieden. Van een kop koffie met een boterham tot een borrel. Met name die borrels konden er flink inhakken. Maar het was natuurlijk een doodzonde bij de laatste adressen het droeve nieuws met onvaste stem te verkondigen.
In sommige delen van het land kwam de leedaanzegger de drempel echter niet over, omdat de mensen bang waren dat dit onheil bracht.
Schaakclub Ten Boer, omstreeks 1878.
Van het schaakleven in de provincie Groningen in de 19e eeuw werd min of meer verslag gedaan in twee periodieken die ook al weer een kort leven beschoren was: Schaakkalender van het Provinciaal Groninger Schaakbond, dat verscheen van 1878-1880, en: Schaakkalender van het Noordelijk Schaakbond (1881-1887).
Welnu, in jaargang 1878, vermeldt Grüschke, wordt bij de opsomming van clubs in Groningen onder ‘ten Boer’ het bestaan van een club gemeld. Dat gebeurt overigens door alleen de 12(!!) leden te noemen. Dat waren: T. van Anken, J. Eikema, D. Hoek, D. Huisman, K. Klinkhamer, G. Reddingius, R.P. Reddingius, W.G. Reddingius, S.Sissingh, A. Schotanus, J.G. Sütherland en D. Pesman. Dat is natuurlijk niet niks: een club van 12 leden in 1878-1879, in het zeer kleine dorp dat Ten Boer toen was.
Wie waren deze mannen ?
Thies van Anken, 1844-1892. Zijn beroep was kuiper.
Jan Eikema, schoenmaker, 1851-1905.
Dirk Hoek, schoolonderwijzer, 1823-1889.
Klaas Rieuwker Klinkhamer, bakker, 1839-1909.
Wibrandus Gerhardus Reddingius, zaakwaarnemer en gemeenteontvanger, 1822-1902.
Johannes George Sutherland, commies, 1826-1909.
Rederijkerskamer Wester, Garmerwolde, 1864.
Rederijkerskamer Vriendenkring Ten Boer, 1888.
OEFENING BAART KUNST.
Om zich te oefenen in taalvaardigheid, werden vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw overal in Groningen rederijkerskamers opgericht. De leden, veelal boeren, gegoede dorpsburgerij en notabelen, bekwaamden zich tijdens de bijeenkomsten in het gebruik van het Algemeen Beschaafd Nederlands door het reciteren van werken van achttiende- en negentiende-eeuwse auteurs.
De eerste kamer in de provincie was in 1853 ‘Tollens’ in Hoogezand-Sappemeer, met als doelstelling om ‘door oefening in ’t declameeren of reciteeren van poezy en proza onzen geest te beschaven.’ Het Veendammer rederijkersgezelschap ‘Excelsior’ (1874) ging in de statuten nog een stapje verder: ‘door het zooveel mogelijk gebruiken der Nederlandsche taal, het Veendammer dialect tegen te gaan.’ De namen van enkele Groninger kamers spreken in dit verband boekdelen, zoals bijvoorbeeld ‘Oefening Baart Kunst (Aduard, 1882), ‘’t Ontluikend Bloempje’ (Blijham, 1855), ‘Vooruitgang zij ons doel’ (Noordhorn, 1864) en ‘Eloquentia’ (Scheemda, 1887).
Dat het rederijken vooral in Groningen populair was, blijkt wel uit een inventarisatie van rederijkerskamers in de negentiende eeuw. Van de 907 kamers die in Nederland geteld werden, waren 167 actief in de provincie Groningen, bijna een vijfde van het totaal. Veel daarvan waren aangesloten bij het in 1867 opgerichte – en nog steeds bestaande – Provinciaal Groninger Rederijkers Verbond.
TERUGLOOP
In de tweede helft van de twintigste eeuw nam de populariteit van het rederijken af, zowel door het veranderen van maatschappelijke omstandigheden als door de concurrentie met andere vormen van vrijetijdsbesteding. Een vereniging als Vondel, in 1918 opgericht in Uithuizen, haalde bijvoorbeeld net haar eeuwfeest niet. Anno 2018 zijn er in de provincie Groningen nog zestien rederijkerskamers actief.
bron: NvhN. 19 december 1953.
Departement Ten Boer e.o. 1 juli 1856. Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.
Uit het boek van Marleen de Vries ” verlicht en vilein ” blz. 420-421.
‘maar de enige die zich echt voor het onderwijs had ingezet was de doopgezinde predikant Jan Nieuwenhuyzen (1724-1806), die op 16 november 1784 in Edam de activistische Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen had opgericht. Nieuwenhuyzen kwam uit uit een eenvoudig kruideniersgezin. Door zelfstudie had hij zich op weten te werken tot predikant. Hij vond het ontoelaatbaar dat het elitaire onderwijssysteem onbereikbaar was voor de gewone man: ‘Daar zag ik velen verlangen en reikhalzen naar wijsheid: maar de weg om erbij te komen was zo stijl,- zo moeilijk, – en dan ook nog zo kostbaar – om te beklimmen dat duizenden de moed lieten zakken en het uitgeput opgaven’. Om deze mensen te voorzien van eenvoudige, betaalbare boeken richtte het Nut tussen 1787 en 1795 dertig departementen op in het hele land.”
Het departement Ten Boer e.o. telde bij de oprichting in 1856 tweeëntwintig leden, A.R. Venhuis was de secretaris.
Begin oktober staat een uitgebreid bericht over de geschiedenis van Departement Ten Boer e.o. op deze site.
Aanvulling, op en aanmerkingen zijn van harte welkom.
bronnen:
Levend erfgoed Groningen, Albert Prins, Staatsvereniging Kaakheem Ten Boer, Delpher, Open Archieven, boek “verlicht en vilein”, de verhalen van Groningen, cultureelerfgoed,